Boodschap van Onze Lieve Vrouw in La Salette

1. Relaas van de verschijning van Onze-Lieve-Vrouw van La Salette

door E.H. Giray, missionaris van La Salette (1911)

HET was 19 september 1846, een zaterdag, vooravond van het feest van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Smarten, rond 3 uur in de namiddag; de hemel was wolkenloos, er was geen mist… Op dat ogenblik – onder een stralende zon die elke illusie of elk bedrog onmogelijk maakte – vond op de berg van La Salette, 1800 m hoog, een wonderteken plaats in het bijzijn van twee herdertjes: een « mooie Dame » verscheen plotseling voor de verrukte ogen van Pierre-Maximin Giraud en Françoise-Mélanie Calvat-Mathieu. De twee kinderen, van wie de een net elf geworden was en de ander bijna vijftien was, waren geboren in Corps en hadden als gemeenschappelijke kentrekken hun afkomst, hun armoede, hun onwetendheid, hun onschuld en zelfs hun beroep. Maar hun karakter was heel verschillend: de kleine jongen was druk, oppervlakkig en extrovert, terwijl het meisje humeurig, zwaarmoedig en weinig communicatief was.

Maximin en Mélanie
Maximin en Mélanie.
Daguerreotype uit 1846,
het jaar zelf van de Verschijning.

Bovendien kenden de twee kinderen mekaar nauwelijks. Mélanie, die vier jaar ouder was dan Maximin, was al van haar zeven of acht jaar “in dienst”, zodat Maximin zelfs niet van haar bestaan afwist. Na op verschillende plaatsen gewerkt te hebben hielp het meisje vanaf maart 1846 bij Baptiste Pra, landbouwer in La Salette in het gehucht Les Ablandins. Maximin was in hetzelfde dorp in dienst bij Pierre Selme, om als tijdelijk vervanger van een zieke stalknecht voor vier koeien te zorgen.

Maximin ontmoette Mélanie voor de eerste keer op donderdagavond 17 september. De dag daarop zag Pierre Selme, die bezig was met hooien aan de voet van de Planeau de la Salette, hen spelen; ze waren vooral bezig met het opeenstapelen van stenen om zgn. “paradijsjes” te maken, versierd met alpenbloemen.

De negentiende bevonden zij zich op dezelfde plaats, op de berg Sous-les-Baisses, met hun kleine kudden. Rond de middag, toen het Angelus klepte, gaven ze hun koeien in opdracht van Pierre Selme te drinken aan de Fontaine des Bêtes. Daarna trokken ze weer omhoog tot aan de vallei van de Sézia, waar ze bij de Petite Fontaine, die toen droog stond, hun karig middagmaal opaten. Totaal tegen hun gewoonte strekten ze zich toen op enige afstand van elkaar uit op het gras… en vielen in slaap.

Rond halfdrie werd Mélanie als eerste wakker. Ze wekte Maximin en beiden klommen omhoog naar het plateau dat het ravijn beheerste. Van daaruit zagen ze hun koeien vredig liggen herkauwen, waarna ze gerustgesteld weer naar beneden liepen. Plotseling stootte Mélanie een luide kreet uit, bij het zien van een stralende lichtbol waarvan de schittering de hele vallei vulde… Maximin kwam naar haar toe gelopen, en toen hij zag dat ze van schrik haar herdersstaf had laten vallen zei hij: « Hou je stok bij je… Als hij ons kwaad wil doen, zal ik eens een flinke tik geven! »

Op dat moment opende de mysterieuze lichtbol zich en een « mooie Dame » werd zichtbaar, neergezeten op één van de “paradijsjes” van opeengestapelde stenen. Haar houding was er een van ontroostbaar verdriet, het hoofd in de handen en de ellebogen op de knieën… Even later stond zij recht, deed enkele stappen in de richting van de herdertjes en zei hen: « Kom dichterbij, kinderen, wees niet bang. Ik ben hier om jullie groot nieuws te vertellen. »

Onze-Lieve-Vrouw van La Salette

Gerustgesteld daalden de twee kinderen verder af in het ravijn en gingen tot dichter bij de Verschijning, die zij langdurig in ogenschouw konden nemen. Op haar hoofd een diadeem van stralen en een kroon van rozen. Een witte hoofddoek, afgezoomd met een band van rozen, over haar schouders geworpen. Een kleed van licht, helemaal wit met gouden lovertjes. Op haar borst een kruisbeeld, met een trektang en een hamer « die daar zomaar hingen zonder vastgemaakt te zijn »; maar om het kruisbeeld te ondersteunen droeg de Dame rond haar hals een kleine ketting. Verder had zij nog een tweede ketting omhangen, een heel zware ketting die haar schouders naar beneden leek te drukken als om de last van onze zonden te symboliseren. Tenslotte droeg ze een goudkleurige voorschoot – de nederige dracht van « de dienstmaagd van de Heer » – en witte schoenen met gouden gespen en roosjes er op.

Haar gelaat was van een goddelijke schoonheid, maar getekend door een diepe droefenis. Maximin zag enkel haar voorhoofd en haar kin; de rest was te stralend om iets te kunnen onderscheiden. Mélanie daarentegen kon het hele voorkomen van de Dame aanschouwen. Later vroeg men aan Maximin: « Hoe komt het dat jij niet de hele figuur van Onze-Lieve-Vrouw hebt kunnen zien, en Mélanie wél? » – « Dat weet ik niet. Ik was misschien niet braaf genoeg. » – « Mélanie was dus braver dan jij? » – « Dat weet alleen God… Misschien moest Mélanie bekeerd worden. Ik weet het niet! » Die uitspraak kan er op wijzen dat Maximin het oudere meisje misschien benijdde omdat ze meer begunstigd was dan hij. In elk geval had hij uit het diepbedroefde accent van de stem opgemaakt dat het om een ziel in nood ging, « een moeder die door haar kinderen geslagen was en die de bergen ingevlucht was om te kunnen uithuilen ». Mélanie van haar kant begreep het mysterie van La Salette nog beter toen ze de tranen zag die uit de ogen rolden en oplosten in het licht, als vuurgensters…

Toen begon de « mooie Dame » te spreken, eerst in het Frans en daarna in het plaatselijk dialect. Wat ze zei was vermengd met klachten, verwijten, verwittigingen en bedreigingen. De hemelse Boodschapster betreurde het plichtsverzuim van haar volk dat zo weinig onderdanig was, dat God lasterde, de heilige zondag profaneerde, de wet van de onthouding met voeten trad, niet meer bad of nauwelijks nog naar de Mis ging. Op die manier daagde haar volk de goddelijke toorn uit en verzwaarde het de wrekende arm van haar Zoon, die op het punt stond ons te kastijden. Tenzij wij ons gemeend zouden bekeren, stelden wij ons bloot aan alle mogelijke publieke en private rampen…

« Als mijn volk zich niet wil onderwerpen, ben ik gedwongen om de arm van mijn Zoon neer te laten komen. Hij is zo zwaar en drukt zo naar beneden dat ik hem niet meer kan tegenhouden. Al zo lang lijd ik voor jullie! Als ik wil dat mijn Zoon jullie niet in de steek laat, ben ik verplicht om onophoudelijk voor jullie tot Hem te bidden. En niemand geeft zich daar rekenschap van! Jullie mogen zoveel bidden en werken als je wil, nooit zullen jullie de moeite die ik voor jullie gedaan heb kunnen herstellen!

« Ik heb jullie zes dagen gegeven om te werken, de zevende heb Ik voor mezelf voorbehouden en die wil men mij niet toestaan. Dat is het wat de arm van mijn Zoon zo zwaar maakt! De bestuurders van karren kunnen niet vloeken zonder de naam van mijn Zoon daarbij te noemen! Dat zijn de twee zaken die de arm van mijn Zoon zo zwaar maken.

« Als de oogst mislukt, dan is dat jullie schuld. Ik heb het jullie vorig jaar doen zien met de aardappelen, maar jullie hebben er geen aandacht aan geschonken. Integendeel, als jullie bedorven aardappelen vinden dan vloeken jullie en noemen daarbij de naam van mijn Zoon. De aardappelen zullen verder rotten en met Kerstmis zullen er geen meer zijn. »

Op dat ogenblik keek Mélanie naar Maximin als om hem te vragen wat de woorden van de « mooie Dame » betekenden. Toen zei de H. Maagd tot hen: « Ah! Jullie begrijpen geen Frans, kinderen: ik zal het anders zeggen. » Daarop hernam ze, in het dialect van Corps, haar laatste woorden: « Als de oogst mislukt… », en het vervolg. Dan ging ze verder in de volkstaal: « Als jullie graan hebben, moeten jullie het niet zaaien. Alles wat jullie zaaien zal door de dieren opgegeten worden, en wat toch opschiet, zal tot stof uiteenvallen wanneer het gedorst wordt. Er zal een grote hongersnood komen. En tevoren zullen de kinderen onder de zeven jaar de stuipen krijgen en sterven in de armen van de volwassenen. De anderen zullen boete doen door de hongersnood. De noten zullen slecht worden en de druiven rotten. »

Na deze woorden sprak de H. Maagd verder, maar Mélanie verstond haar niet meer, al zag ze de lippen bewegen: Maximin ontving een geheim. Daarna vertrouwde de mooie Dame ook aan Mélanie een geheim toe, dat Maximin niet kon verstaan.

Enkele beschouwingen zijn hier noodzakelijk, ten gevolge van het feit dat er jammer genoeg propaganda wordt gevoerd met min of meer recente hersenspinsels die voorwenden de authentieke tekst van het geheim van Mélanie te publiceren, met apocalyptische commentaren.

Gedurende vijf jaar waren de twee herdertjes met betrekking tot de mysterieuze boodschap van een absolute discretie: ondanks alle mogelijke pogingen om iets van hun geheimen los te peuteren of hen op een vertrouwelijk woord te betrappen, bleven zij volkomen onvermurwbaar. In 1851 beslisten ze niettemin om hun geheimen kenbaar te maken aan de Paus, en aan hem alleen. Ze stelden ze dus op schrift, waarna de documenten door twee betrouwbare personen overgemaakt werden aan de H. Vader, die hen in privé-audiëntie ontving op 18 juli 1851. Bij de lectuur van de brieven toonde Pius IX een grote emotie… De dag daarop verklaarde kardinaal Lambruschini [ een vertrouweling van de paus ] dat de H. Vader hem de geheimen van La Salette meegedeeld had. Sindsdien berusten ze in de pauselijke archieven.

Glasraam in de basiliek van La Salette
De wenende Maagd met de twee herdertjes. Glasraam in de basiliek van La Salette.

Men moet dus alle sensationele publicaties die de zgn. Geheimen van La Salette en de ingebeelde interpretaties ervan te grabbel gooien voor de publieke nieuwsgierigheid als zeer verdacht beschouwen. Het Heilig Officie heeft de verspreiding van dit soort zaken in 1880 veroordeeld.

Het is veel beter zich te houden aan het Feit zelf en aan de publieke Boodschap. De H. Maagd ging inderdaad verder met haar toespraak, waarbij ze door de beide kinderen gehoord werd: « Als ze zich bekeren, zullen de stenen en de rotsen veranderen in stapels graan en zullen de aardappelen zichzelf planten. »

« Bidden jullie goed, kinderen? », vroeg de Dame hen vervolgens. De herdertjes antwoordden: « Niet zoveel, Mevrouw. » – « Ach, kinderen, jullie moeten ’s avonds en ’s morgens bidden. Als jullie niet beter kunnen, zeg dan minstens een Onzevader en een Weesgegroet. En als jullie de tijd hebben, moeten jullie er meer opzeggen.

« Er gaan slechts enkele oudere vrouwen naar de mis; de anderen werken heel de zomer lang ook op zondag, en als zij in de winter niet weten wat doen, gaan ze enkel naar de mis om met de godsdienst te spotten. En in de Vasten lopen ze naar de slager als honden! »

En verder: « Hebben jullie nooit bedorven graan gezien, kinderen? » Allebei antwoordden ze: « Neen, Mevrouw. » Daarop sprak zij tot Maximin: « Maar jij, kleine, moet dat toch ooit een keer gezien hebben, met je vader, in de buurt van Coin. De eigenaar zei tegen je vader: “Ga kijken hoe mijn graan bederft.” Jullie zijn er met zijn tweeën naartoe gegaan. Je vader nam twee of drie aren in zijn hand, wreef er over en alles werd tot stof. Toen jullie terugkeerden en nog slechts een halfuurtje van Corps verwijderd waren, gaf je vader jou een stuk brood en zei: “Hier, kind, eet nog wat brood dit jaar, want ik weet niet wie er volgend jaar nog zal kunnen eten als het graan zo verder bederft.” » En Maximin antwoordde: « Dat is waar, Mevrouw, ik was het vergeten. »

De H. Maagd besloot haar toespraak met volgende, in het Frans uitgesproken woorden: « Wel, kinderen, jullie moeten mijn woorden doorgeven aan heel mijn volk. » Daarop liet ze de herderskinderen achter, stak de bergrivier de Sézia over en zei een tweede keer, zonder zich om te draaien: « Dus, kinderen, jullie moeten mijn woorden doorgeven aan heel mijn volk. »

Daarop begaf ze zich naar het plateau, van waarop ze opsteeg boven de aarde om vervolgens terug te keren naar de serene hoogten van het uitspansel en het Paradijs… En plots begon het water van de “kleine fontein” opnieuw te stromen!

Aan het eind van de namiddag, toen de zon begon onder te gaan, haastten Maximin en Mélanie zich met hun kudden terug naar het gehucht Les Ablandins, waar ze hun meesters alles vertelden wat ze op de berg gezien en gehoord hadden.

En het verhaal dat de herdertjes op de dag zelf van 19 september 1846 gedaan hebben, dat zijn ze sindsdien onveranderlijk blijven herhalen, zowel tegenover een ontelbare menigte bedevaarders als tegenover de burgerlijke en religieuze gezagsdragers.

« Ik bevestig », schreef Mélanie op 4 november 1850, « om getuigenis af te leggen aan de Waarheid en tot meerdere eer en glorie van God en van de H. Maagd, dat ik de waarheid omtrent de Gebeurtenis van La Salette op 19 september 1846 altijd gezegd heb en altijd zal zeggen, zonder er variaties in aan te brengen. Als ik een eed zou moeten afleggen op wat ik toen gezien en gehoord heb, zou ik dat doen zonder angst God te beledigen en meineed te plegen. » Tot aan haar dood op 15 december 1904 heeft zij haar oorspronkelijk relaas integraal staande gehouden.

Op dezelfde manier stelde Maximin op 14 april 1847 volgende nota op: « Ik verklaar vóór God dat ik op de berg van Dorcières de H. Maagd gezien heb, even schitterend als de zon. » In zijn testament herhaalde hij: « Na mijn dood mag niemand komen verzekeren of zeggen dat hij mij heeft horen terugkomen op de grote Gebeurtenis van La Salette; want wie zo zou liegen tegenover de hele wereld die zou tegen zichzelf liegen. » Alvorens te sterven – op 1 maart 1875 – wou hij nog plechtig zijn geloofsbelijdenis hernieuwen. De priester had het heilig viaticum gebracht en er waren ook verschillende mannen uit de buurt aanwezig die de stervende had laten roepen. Toen sprak hij met een laatste krachtinspanning: « Ik neem mijn God die ik ga ontvangen tot getuige, mijn God die mijn Rechter zal zijn, dat ik nooit gelogen heb over de Verschijning van La Salette. Ik heb ze verhaald zoals ik ze gezien en gehoord heb. Ik zweer het op mijn zielenheil! »

Toen hij weet had van de aanvallen gericht tegen de Verschijning, zei hij begin 1851: « Het mirakel van La Salette is een bloem die men nu door het slijk haalt, maar die vruchten zal dragen in de herfst en weer zal bloeien in de lente. »

Dezelfde overtuiging bij Mélanie: « Heb je horen spreken », zo vroeg men haar in 1854, « over alle leugens die de vijanden van La Salette op dit ogenblik tegen de Verschijning verspreiden? » – « Bah! Ze kunnen doen wat ze willen, La Salette zal altijd triomferen! »

Als er onder onze lezers personen zouden zijn die jammer genoeg toch enige twijfel koesteren, net zoals de pastoor van Ars ook zelf heeft gehad, dan hopen wij dat zij weldra tot hetzelfde besluit zullen komen als hij, toen hij beter ingelicht was en overgelukkig tenslotte de troostende waarheid te kennen: « Nu zou het me niet meer mogelijk zijn niet te geloven in La Salette. Ik heb tekenen gevraagd om in La Salette te geloven, en ik heb ze verkregen: men kan en moet geloven in La Salette! »

Boodschap van Onze Lieve Vrouw in La Salette aan Melanie

In 1846 verscheen de H. Maagd in een dorp in de Franse Alpen, namelijk La Salette, aan twee kinderen. Zij weende en vertelde dat de mensen zich moesten beteren omdat God de mensen wilde straffen. Men gaf geen gehoor en God strafte inderdaad: oogsten mislukten en er kwam hongersnood. Zij vertelde de kinderen ook over de eindtijd, maar dat moest bepaalde tijd geheim blijven.

Hieronder kunt u meest complete versie lezen (vertaald uit het Frans).Het Geheim van La Salette, zoals het gepubliceerd werd met het Imprimatur van Mgr Zola, bisschop van Lecce en geestelijke begeleider van Melanie, herderin te La Salette.

O.L.Vrouw zei : “Melanie, wat Ik je nu ga zeggen zal niet altijd geheim blijven, ge kunt het in 1858 publiek maken”.

Wee de priesters, de plaatsvervangers van Mijn Zoon, die door hun slecht leven, hun oneerbiedigheid en goddeloosheid bij het vieren van de H. Geheimen, door de liefde voor het geld, de zucht naar eer en genot, riolen van onzuiverheid zijn geworden. Wee de priesters en de aan God toegewijde personen die door hun trouweloosheid en hun slecht leven opnieuw Mijn Zoon kruisigen !

De zonden van de aan God toegewijde personen schreeuwen om wraak en ziehier de wraak voor hun deuren want er is niemand meer om medelijden en vergeving af te smeken voor het volk. Er is niemand meer die waardig is om het Offer aan de Allerhoogste aan te bieden ten gunste van de wereld…

Wee de Prinsen der kerk die zich nergens anders mee bezig houden dan met het opstapelen van rijkdom, met het opbouwen van hun gezag of carriere en het hoogmoedig domineren over de hen toevertrouwde schapen. Velen zullen van het geloof afvallen en het getal der priesters en geestelijken die zich van het ware geloof af zullen scheiden zal groot zijn daar zij niet geleid zullen worden door de goede geest van het evangelie, die een geest is van nederigheid, van liefde en van ijver voor de Glorie van God; onder die personen zullen zelfs bisschoppen zijn.

De hoofden, de leiders van het volk van God hebben het gebed en de boete verwaarloosd en de duivel heeft hun verstand verduisterd. Zij zijn die dwaalsterren geworden die de oude duivel met zijn staart zal meeslepen om ze te doen vergaan

God zal het oude serpent toestaan verdeeldheden te brengen in alle gezinnen en in alle gemeenschappen. Men zal aan allerlei ziekten lijden van fysische en psychische aard. God zal de mensen aan zichzelf overlaten en zal gesels zenden die elkaar langer dan 35 jaar zullen opvolgen. God gaat slaan op een manier zonder weerga. Wee de bewoners der aarde! God gaat Zijn toorn uitputten en niemand kan zich onttrekken aan zoveel gesels tegelijk.

De gemeenschap staat aan de vooravond van de allerverschrikkelijkste geselingen en de allergrootste gebeurtenissen, ge kunt erop rekenen met een ijzeren roede gegeseld te worden en de kelk van de toorn Gods te drinken. Dat de Paus  flink en edel zij, dat hij strijde met de wapenen van het geloof en van de liefde. Ik zal met hem zijn. Dat hij zich in acht neme tegen de wonderdoeners want de tijd is gekomen dat de meest verbazingwekkende wonderen zullen geschieden op de aarde en in de luchten.

Er zullen overal buitengewone “wonderen” plaats hebben, daar het echte geloof is uitgeblust en daar het valse licht de wereld verlicht. De plaatsbekleder van Mijn Zoon zal veel te lijden hebben omdat de Kerk voor een tijd zal overgeleverd worden aan grote vervolgingen. Dat zal de tijd der duisternis zijn. De Kerk zal een afschuwelijke crisis doormaken maar Ik zal met hem zijn tot het einde toe. De bozen zullen meerdere malen een aanslag op zijn leven plegen zonder zijn leven te verkorten ; maar noch hij noch zijn opvolger… zullen de triomf van Gods kerk zien.

In het jaar 1864 zal Lucifer met een groot aantal duivelen losgelaten worden uit de hel. Zij zullen het geloof beetje bij beetje vernietigen en zelfs in de personen die God zijn toegewijd. Zij zullen hen op zulke wijze verblinden dat dezen de geest van die gevallen engelen zullen overnemen tenzij ze een bijzondere genade krijgen. Veel kloosters zullen geheel en al het geloof verliezen en zo veel zielen doen verloren gaan. In de kloosters zullen de bloemen van de Kerk verrot zijn en de duivel zal zich uitgeven vor de koning der harten want de wanorde en de liefde voor het vleselijk genot zullen over de hele aarde verspreid zijn.

Beef aarde en gij allen die er uw beroep van maakt Christus te dienen maar in plaats daarvan uzelf aanbidt. Beeft want God zal u aan Zijn vijand overleveren daar de heilige plaatsen bedorven zijn want veel kloosters zijn niet meer de huizen van God maar de weilanden van Asmodée en de haren. Slechte boeken zullen rijkelijk over de aarde stromen en de geesten der duisternis zullen overal een algemene verflauwing verspreiden voor alles wat de dienst van God betreft. Ze zullen een zeer grote macht over de natuur bezitten. De wereldlijke heersers zullen allen éénzelfde doel hebben: het afschaffen en doen verdwijnen van elk godsdienstig beginsel dat plaats moet maken voor het materialisme, atheisme, spiritisme en allerlei soorten van zonden.

Er zullen burgeroorlogen zijn en daarna een algemene oorlog die afschuwelijk zal zijn. Daar het heilig geloof van God vergeten zal zijn zal de mens meer en meer egoïstisch worden. Men zal de burgerlijke en geestelijke machten afschaffen, iedere orde en elke rechtvaardigheid zullen met voeten getreden worden; men zal niets zien dan moorden, haat, jalousie, leugen en verdeeldheid, zonder liefde voor God en de mensen. Dan zal er een soort schijnvrede in de wereld heersen. Men zal nergens anders aan denken dan om zich te vermaken. De bozen zullen zich aan alle soorten zonden overgeven maar de kinderen des geloofs, Mijn ware navolgers zullen groeien in liefde tot God en in de deugden die Mij het dierbaarst zijn. Gelukkig de nederige, door de H.Geest geleide zielen. Ik zal met hen strijden tot zij tot de volheid des levens gekomen zijn.

Maar dan zal de natuur om wraak roepen over de mensen en zij zal van ontzetting sidderen in afwachting van wat er met de door misdaden besmeurde aarde zal gebeuren. De seizoenen zullen veranderd worden en de aarde zal slechts bedorven vruchten voortbrengen. Bij de eerste slag echter van Zijn bliksemend zwaard zullen de aarde en de bergen sidderen van vrees daar de wanorde en de misdaden der mensen het gewelf der hemelen doorboren. Parijs zal verbrand worden en Marseille verzwolgen.

Meerdere grote steden zullen door aardbevingen in puin storten en verzwolgen worden. Men zal denken dat alles verloren is en men zal niets anders zien dan moorden en wapengekletter en gevloek horen. De sterren zullen hun gewone bewegingen staken. De maan zal slechts een zwak roodachtig licht uitstralen. Water en vuur zullen aan de aardbol krampachtige bewegingen en verschrikkelijke aardbevingen meedelen die bergen en steden verzwelgen.

De rechtvaardigen zullen veel lijden. Hun gebeden, boete en tranen zullen opstijgen ten hemel en heel het volk van God zal vergeving en medelijden vragen en zal Mijn hulp en Mijn bemiddeling inroepen. Dan zal Jezus Christus door een daad van Zijn rechtvaardigheid en van Zijn grote liefde voor de rechtvaardigen aan Zijn engelen bevelen om al Zijn vijanden ter dood te brengen.

Plotseling zullen de vervolgers van de Kerk en hen die zich aan de zonde hebben overgegeven sterven en de aarde zal zijn als een woestijn. Dan zal er vrede zijn, de verzoening van God met de mensen. Jezus Christus zal gediend, geëerd en verheerlijkt worden. De liefde zal overal bloeien.

De nieuwe koningen zullen de rechterarm van de H.Kerk zijn die sterk zal zijn, nederig, vroom, arm, ijverig en navolgster van de deugden van Jezus Christus. Het evangelie zal overal gepredikt worden en de mensen zullen grote vorderingen maken in het geloof want er zal eenheid zijn onder de werklieden van Jezus Christus en de mensen zullen leven in de vreze Gods. Maar die vrede zal echter niet van lange duur zijn. 25 jaren van overvloedige oogsten zullen hen doen vergeten dat de zonden van de mensen de oorzaak zijn van alle rampen die op aarde neerkomen.

In die tijd zal de Antichrist geboren worden uit een onechte maagd, die gemeenschap zal hebben met de oude slang, de meester der onzuiverheid.

Een voorloper van de antichrist zal strijden tegen de ware Christus. Rome zal het geloof verliezen en de zetel worden van de Antichrist. De duivelen der lucht zullen met de Antichrist grote wonderen doen op aarde en in de lucht en de mensen zullen meer en meer ontaarden maar God zal zorg dragen voor Zijn getrouwe dienaren en voor de mensen die van goede wil zijn. De kerk zal verdwenen zijn , de wereld in verschrikking, maar daar zijn Henoch en Elia. Vervuld met de geest Gods preken ze met kracht zodat de mensen die van goede wil zijn in God geloven. Zo zullen veel zielen gered worden. Ze zullen grote vorderingen maken door de deugd van de H.Geest en zullen de duivelse dwalingen van de Antichrist veroordelen. Maar Henoch en Elia zullen ter dood gebracht worden, het heidense Rome zal verdwijnen, het hemelvuur zal neerstorten en 3 steden verslinden, het ganse heelal zal met afgrijzen geslagen zijn.

Wee de bewoners der aarde! Er zullen bloedige oorlogen en hongersnoden zijn, pest en besmettelijke ziekten, buien van een verschrikkelijke hagel van dieren, donderslagen die steden zullen doen wankelen, aardbevingen die landen zullen verzwelgen. Men zal stemmen horen in de luchten.

De mensen zullen zich met het hoofd tegen de muren slaan, zij zullen de dood afroepen en anderzijds zal de dood hun marteling zijn. Het bloed zal overal stromen. Wie zal kunnen overwinnen als God de tijd der beproevingen niet inkort ? Maar door het bloed, de tranen en de gebeden der rechtvaardigen zal God zich laten vermurwen.

Dit is de tijd, de afgrond opent zich. Ziehier de koning der duisternis. Hier is het Beest met zijn trawanten dat zich de redder der wereld noemt. (De Antichrist) Hij zal zich hoogmoedig in de luchten verheffen om tot aan de hemel te stijgen maar hij zal gewurgd worden door de adem van de aartsengel Michael. Hij zal vallen en de aarde die sedert 3 dagen in voortdurende beweging zal zijn zal haar vurige schoot openen. Hij zal voor eeuwig met al zijn trawanten gestort worden in de eeuwige afgronden der hel.

En dan zullen water en vuur de aarde zuiveren  en alle hoogmoed der mensen verslinden en alles zal vernieuwd zijn en God zal gediend en verheerlijkt worden. Het Evangelie zal overal verkondigd zijn, alle volkeren en alle landen zullen de Waarheid kennen.”

Verder zegt O.L.Vrouw :

“Ik richt een dringende oproep tot de Aarde” : Ik roep de ware leerlingen van de levende en in de hemel heersende God, ik roep de ware navolgers van de mensgeworden Christus, de enige en ware redder der mensen; Ik roep Mijn kinderen, hen die zich aan Mij hebben geschonken, hen die ik om zo te zeggen in Mijn armen draag, hen die van Mijn geest hebben geleefd. Tenslotte roep ik de Apostelen van de Laatste dagen, de trouwe leerlingen van Jezus Christus, die hebben geleefd in verachting van de wereld en onthecht aan zichzelf, in armoede en nederigheid, in de stilte en gebed, in kuisheid en versterving, in vereniging met God in het lijden en ongekend door de wereld. Het is tijd dat ze uitgaan en de aarde komen verlichten. Gaat en toont u als mijn geliefde kinderen. Ik ben met u en in u mits het geloof het licht is dat u verlicht in deze donkere dagen. Werkt voor de glorie en de eer van Jezus Christus. Strijdt kinderen van het Licht, gij klein in aantal die ziet want ziehier de tijd der tijden, het einde van het einde… “

En tot twee maal toe besluit de Moeder Gods met volgende woorden:

“Welnu mijn kinderen, ge zult dit aan heel mijn volk bekend maken.”

Geef een reactie